In de Groene Amsterdammer verscheen het onderstaande artikel van de hand van Dick Zijp:
De doctorsbul uit eigen zak. Neoliberaal promoveren
Veel jonge universiteitsonderzoekers zijn het zat dat ze niet betaald worden voor hun promotie. En dat ze lesgeven op basis van flexcontracten. 'We moeten tegen deze structurele ongelijkheid strijden.'
Guillem (34) studeerde een paar jaar geleden cum laude af aan een Nederlandse universiteit. Zijn scriptiebegeleiders waren enthousiast over zijn onderzoek en stimuleerden hem om te gaan promoveren. Veel geld was daar niet voor, al kreeg hij een klein beetje geld om zijn project van de grond te krijgen. Het grootste deel van het onderzoek doet hij nog altijd onbetaald. Zijn geld verdient hij door een paar dagen per week les te geven aan de universiteit. Guillem (niet zijn echte naam) is gepassioneerd over zijn werk, maar sinds een paar jaar loopt hij vast. Het onderzoekswerk is eenzaam, het onderwijs geven is zwaar. Als niet-westerse onderzoeker in Nederland heeft hij weinig sociaal vangnet. 'Ik ben minder les gaan geven, want dat kost veel tijd. Nu kan ik nog maar nauwelijks rondkomen. Mijn partner en ik overwinteren in Griekenland, daar is het leven goedkoper. Omdat ik als onderzoeker geen deel ben van een academische gemeenschap, zit ik voornamelijk in mijn eentje naar mijn computerscherm te staren. Ik kom niet vooruit.'
Guillem is een van de vele jonge docenten aan Nederlandse universiteiten die het onderwijzen combineert met gratis onderzoek. Officieel is hij daarmee een 'buitenpromovendus', maar dat woord dekt eigenlijk de lading niet. Een buitenpromovendus is officieel een onderzoeker die het schrijven van een proefschrift geheel of gedeeltelijk uit eigen middelen financiert. Het woord roept vooral associaties op met gepensioneerde hobbyonderzoekers en gedreven professionals, die geen wetenschappelijke ambities koesteren, maar naast een pensioen of vaste baan naar inhoudelijke verdieping zoeken en een belangeloze bijdrage willen leveren aan de wetenschappelijke kennisvorming. Een lange traditie aan Nederlandse universiteiten, waar in beginsel niets mis mee is. Maar voor een jonge generatie betekent promoveren in eigen tijd iets heel anders. Zij staan niet langer 'buiten' de universiteit omdat zij promoveren naast hun carrière of een welverdiend pensioen, maar omdat promoveren zonder financiering voor hen de enige kans is op een wetenschappelijke carrière. Hiermee staat deze groep symbool voor de hedendaagse, neoliberale universiteit, waar aan het marktdenken ontleende principes tot toenemende concurrentie en ongelijkheid hebben geleid.
Vanaf de jaren tachtig is het Nederlandse hoger onderwijs in de ban geraakt van een neoliberale logica, die gekenmerkt wordt door internationalisering, flexibilisering en teruglopende overheidsinvesteringen. In internationaal verband heeft de Amerikaanse literatuurwetenschapper Bill Readings erop gewezen dat deze ontwikkeling tot de ondergang van de klassieke onderzoeksuniversiteit heeft geleid. Dit model, in de negentiende eeuw bedacht door de Duitse wetenschapper en onderwijsvernieuwer Wilhelm von Humboldt (1767-1835), gaat uit van academische vrijheid en van een wetenschapper die onderzoek en onderwijs combineert.
De neoliberale universiteit daarentegen is een bureaucratische multinational, waar een nieuwe universitaire arbeidsdeling is ontstaan. Een groot deel van het onderwijswerk wordt inmiddels opgeknapt door jonge docenten met tijdelijke contracten. Volgens werkgeversorganisatie Universiteiten van Nederland (unl) had in 2022 maar liefst 53 procent van de (universitair) docenten een tijdelijk contract. Onderzoekstijd is ondertussen een schaars goed geworden, waar individuele onderzoekers om concurreren. De succesvolste wetenschappers kunnen zich, onder het mom van 'excellentie', vrijkopen van onderwijs door grote onderzoeksbeurzen binnen te slepen.
De onbetaalde promovendi die hun onderzoek combineren met lesgeven of ander flexwerk, zijn de onzichtbare steunpilaar van deze neoliberale universiteit. Uit cijfers die de unl in 2022 naar buiten bracht, blijkt dat meer dan de helft van de promovendi aan Nederlandse universiteiten geen arbeidsovereenkomst heeft. Een deel van hen promoveert 'in de tijd van de baas' of ontvangt een studiebeurs. Zestien procent financiert het onderzoek uit eigen zak. Preciezere cijfers ontbreken, waardoor het lastig is om algemene uitspraken te doen, vooral over de laatste groep. We weten bijvoorbeeld niet hoe deze groep is samengesteld en waar deze onderzoekers hun geld dan wél vandaan halen. Wel lijken vrouwen, eerste-generatiestudenten en onderzoekers met een niet-westerse achtergrond oververtegenwoordigd, waardoor de universiteit bestaande sociale ongelijkheden reproduceert.
Zoals feministische onderzoekers al lang geleden vaststelden, leiden sommige groepen een onzichtbaar bestaan omdat hun ervaringen niet als legitiem beschouwd worden en hun problemen niet worden erkend. Juist waar systematische aandacht of cijfers ontbreken, doen we er goed aan te luisteren naar hun persoonlijke ervaringen.
Voor dit artikel voerde ik in de afgelopen anderhalf jaar uitgebreide gesprekken met dertien onbetaalde promovendi. Ik beperkte me daarbij tot onderzoekers in de geestesen sociale wetenschappen, de faculteiten met de krapste budgetten en de meeste onbetaalde promovendi. Onvermijdelijk klinken ook mijn eigen ervaringen door. Tussen 2017 en 2023 was ik als jonge docent en 'buitenpromovendus' verbonden aan de Universiteit Utrecht, waar ik me erover verbaasde hoe normaal het in sommige wetenschapsgebieden wordt gevonden om jonge onderzoekers in eigen tijd te laten promoveren.
De verhalen die ik hoorde gingen over eenzaamheid, hoge werkdruk en uitbuiting. Ook stuitte ik op een generatieconflict. Een oudere generatie academici, die vaak nog heeft kunnen profiteren van een ruimhartiger en minder competitief systeem, vindt dat lesgeven op tijdelijke contracten erbij hoort, en dat promoveren een opleiding is waar je niet per se voor betaald hoeft te worden. Het is misschien even afzien, maar uiteindelijk is het de investering waard en komen de meeste promovendi goed terecht. Te veel klagen over hoe zwaar je het hebt, is misschien zelfs een beetje verwend.
Een jongere generatie denkt daar vaak anders over. Zij zien dat de universiteit in toenemende mate afhankelijk is geworden van tijdelijke krachten, die vaak structureel werk uitvoeren. De afgelopen jaren is de kritiek op onbetaald onderzoek en lesgeven op flexcontracten dan ook zichtbaar toegenomen. De oprichting van actiegroepen als 0.7, vernoemd naar de omvang van de tijdelijke contracten die jonge docenten krijgen aangeboden, laat zien dat er een nieuwe actiebereidheid is. Veel jonge onderzoekers beschouwen promoveren als werk en willen daar gewoon voor betaald krijgen.
Historica Anne-Marie Mreijen (41) ondervond aan den lijve hoe lastig het kan zijn om een onbetaald promotieonderzoek te combineren met lesgeven aan een universiteit. In 2018 promoveerde zij aan de Universiteit Utrecht. Daarvoor was ze jarenlang aan de UU verbonden als tijdelijk docent. 'Ik vond onderwijs geven echt ontzettend leuk, maar het slokte al mijn tijd op. Ik had soms wel honderd studenten per trimester, op een 0.6- en later op het bekende 0.7-contract. Ik kreeg een onderwijsaanstelling voor een jaar, want langer kon niet. Ik was nog niet gepromoveerd, dus kreeg geen vast contract.' Het onderzoek deed ze ernaast, in de weekenden en de avonduren. 'Ik moest mijn onderzoekstijd echt bij elkaar puzzelen.'
Het lesgeven bleek Mreijen uiteindelijk te weinig zekerheid te bieden. 'In beoordelingsgesprekken kreeg ik te horen: "Anne-Marie functioneert uitstekend, maar er is geen geld voor een nieuw contract." Twee maanden later belden ze dan weer. Of ik een cursus over twee eeuwen kolonialisme wilde komen geven. Dat was niet mijn specialisme, maar ik had wel geld nodig. Voor mijn gevoel kon ik geen "nee" zeggen.' In 2016 kreeg Mreijen te horen dat haar contract, voor de zoveelste keer, niet zou worden verlengd. 'Dat was het moment waarop ik besloot dat ik uit de academische wereld weg wilde.' Na afronding van haar proefschrift maakte ze de overstap naar het ministerie van Defensie.
Een belangrijk kenmerk van een neoliberale orde is dat zij het speelveld zodanig verkleint dat het steeds ingewikkelder wordt om nog van een 'vrije keuze' te spreken. De universiteit oefent op verschillende manieren impliciete dwang uit op jonge onderzoekers. In Nederland geldt het proefschrift tegenwoordig als harde voorwaarde voor een vast contract aan een universiteit. In de afgelopen decennia zijn de studentenaantallen verder toegenomen, terwijl betaalde promotieplekken juist schaarser zijn geworden. Dat geldt vooral voor de geestes- en sociale wetenschappen, die hard geraakt werden door verschillende bezuinigingsrondes.
Hiermee is behoefte ontstaan aan een steeds nieuwe stroom van jonge, flexibele docenten, die vaak pas afgestudeerd zijn, weinig ervaring hebben en veel uren moeten draaien. Tegelijkertijd staan zij onder hoge druk om in eigen tijd een proefschrift te schrijven, of een van de felbegeerde onderzoeksbeurzen binnen te halen. Dat lukt veel van hen niet, waardoor ze na een paar jaar uitstromen uit het hoger onderwijs. Logisch dus dat Mreijen onder druk stond om steeds weer 'ja' te zeggen tegen nieuwe, tijdelijke contracten. Onderwijservaring is bovendien een pluspunt voor wie na het proefschrift kans wil maken op een academische carrière.
'Daarom vind ik het ook zo jammer dat ik geen onderwijspositie heb kunnen krijgen', vertelt Francine Maessen (30). Sinds een aantal jaar is zij als onbetaald onderzoeker verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ze verdient haar geld met verschillende baantjes in de culturele sector. Door de stijgende gasprijzen moest ze de afgelopen jaren meer gaan werken, waardoor onderzoek doen erbij inschoot. Maessen promoveert in eigen tijd omdat ze daarmee haar eigen onderwerp kan kiezen. Volgens een enquête van de belangenorganisatie Promovendi Netwerk Nederland (pnn) bleek dat dit in 2020
voor veertig procent van de onbetaalde promovendi een belangrijke motivatie vormde. Betaalde promotieplekken zijn vaker onderdeel van bestaande projecten die door hoogleraren zijn uitgedacht. De ruimte voor eigen inbreng is dan kleiner. Toch zou het misleidend zijn om onbetaald onderzoek daarmee als een vrije keuze te zien. Het zijn namelijk vooral de kleinere vakgebieden in de geestes- en sociale wetenschappen waar onderzoekers gratis werk doen.
'Tijdens mijn studie literatuurwetenschap raakte ik geïnteresseerd in de Zuid-Afrikaanse literatuur', vertelt Maessen. 'Er is maar één Nederlandse hoogleraar op dat gebied. Zij stimuleerde me om te gaan promoveren, maar vertelde er meteen bij dat er eigenlijk geen geld beschikbaar was.' De Mexicaans-Nederlandse boekwetenschapper Andrea Reyes Elizondo (46) van de Universiteit Leiden vult aan: 'Wat je ziet is dat de vakgebieden waarop het meest bezuinigd is ook het hoogste aantal onbetaalde promovendi hebben. Dat vind ik oneerlijk. Boekwetenschap bestaat bijna niet meer in Nederland. Haast iedereen promoveert bij ons in eigen tijd.'
Een onbedoeld gevolg van marktdenken aan de universiteit is dat bestaande sociale ongelijkheden worden versterkt. Dat dat juist gebeurt aan de faculteiten waar onderzoekers doorgaans kritisch zijn over ongelijke kansen en discriminatie, is wrang. Maessen vertelt dat zij het soms moeilijk kan verkroppen dat zij juist als vrouw in deze positie terechtgekomen is. 'Mijn man heeft een goede, maar redelijk rustige baan, waar we in principe prima van kunnen rondkomen. Ik werk 55 uur per week, grotendeels onbetaald. Dat is pijnlijk, zeker gezien de historische ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Tegelijkertijd zou het niet lekker voelen als ik maar weinig geld zou kunnen inbrengen in ons huishouden.'
Onderzoekers met een niet-westerse achtergrond worden misschien nog wel het hardst getroffen door de neoliberale universiteit. Het schrijnendste verhaal hoor ik van antropoloog Younes Saramifar (40), een Iraanse onderzoeker die promoveerde in India. Hij schreef uiteindelijk niet één, maar twee proefschriften. Na zijn promotie wilde hij zijn carrière graag voortzetten in Europa, maar daar bleek een promotie aan een niet-westerse universiteit onvoldoende waard. 'Ik werd weinig serieus genomen door "white academia". Er zat niets anders op dan nóg een proefschrift schrijven.'
Dat tweede proefschrift schreef Saramifar in eigen tijd, met een begeleider van de VU in Amsterdam. Hij hield zich in leven met los-vaste baantjes en nam zelfs af en toe gratis onderwijsklusjes aan. Hij heeft zich echt moeten invechten, vertelt hij, en de enige manier waarop dat lukte was harder werken en meer publiceren dan zijn collega's. Als 'buitenpromovendus' aan de VU publiceerde hij twaalf artikelen in peer-reviewed, academische tijdschriften, een ontstellend hoog aantal. 'Het is een slechte strategie, maar het was de enige strategie. You have to beat them in their own game.'
Een oudere generatie onderzoekers en universitaire bestuurders benadrukt graag dat promoveren een opleiding is. De doctorsbul, zeggen zij, is het hoogste universitaire diploma. Daarbij wordt regelmatig naar het buitenland gewezen, vooral naar Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Daar is het promotietraject onderdeel van de masterstudie en betalen studenten doorgaans inschrijfgeld. Als ze geluk hebben, kunnen ze aanspraak maken op een 'scholarship' waarmee ze die kosten kunnen dekken.
Volgens Guillem gaat de vergelijking met het Angelsaksische model mank. Britse, Amerikaanse en Canadese universiteiten bieden een volwaardige opleiding, met alle voordelen van dien. 'Het is verre van een ideale wereld daar en de situatie is de laatste tijd enorm verslechterd. Maar wat ik hoor van collega's in die landen, is dat de meeste promotiekandidaten in elk geval een salaris ontvangen, veel tijd doorbrengen met hun begeleiders en ingewijd worden in een onderzoeksgemeenschap. Dat alles ontbreekt vaak in Nederland.'
In Nederland bestaat het idee dat promoveren een opleiding zou zijn pas relatief kort. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog werd de universiteit toegankelijk voor bredere lagen van de bevolking. De studentenaantallen namen voor het eerst sterk toe. Hiermee veranderde ook de maatschappelijke vraag aan universiteiten: de nadruk kwam minder te liggen op algemene academische vorming en socialisatie binnen een elite en meer op maatschappelijk nut en aansluiting op de arbeidsmarkt. Deze ontwikkeling wordt ook wel de 'vermaatschappelijking van de universiteit' genoemd. Een minderheid van studenten die ervoor bleef kiezen om na hun studie de wetenschap in te gaan, zou de fijne kneepjes van het vak wel leren tijdens de promotie.
De promotie kreeg hiermee een opleidingsfunctie. In 1986 werd dit geformaliseerd met de invoering van de aio-positie. Promovendi werden 'assistent in opleiding'. Zij werden voor het eerst vrijgesteld van het geven van onderwijs en konden zich in een paar jaar volledig ontwikkelen tot professioneel onderzoeker. Ze ontvingen bovendien een salaris. De paradox is dat de vermaatschappelijking van de universiteit studeren toegankelijker maakte, maar de positie van de promovendus juist kwetsbaarder heeft gemaakt. De aio-positie zette de deur op een kier voor het neoliberale idee dat promoveren vooral een investering in onszelf is, die we later wel zullen terugverdienen. Dit idee bestaat nog steeds, ook al werd de aio-positie na verloop van tijd weer afgeschaft.
Volgens de Amerikaanse journalist Malcolm Harris gebeurt het steeds vaker dat onbetaald werk wordt gepresenteerd als onderwijs. Hij noemt dit het 'pedagogisch maskeren' van arbeid. In zijn boek Kids These Days: Human Capital and The Making of Millennials (2017) legt hij uit dat vooral millennials hier het slachtoffer van zijn geworden. Zij moeten vaak eindeloos stage lopen voordat ze aan een betaalde baan komen en krijgen steevast te horen dat ze in zichzelf en hun carrière moeten investeren. Voor de jongste generaties lijkt er in dit opzicht weinig veranderd.
Ondertussen verdienen werkgevers wél aan deze vormen van onbetaalde arbeid. De Nederlandse universiteiten krijgen voor elk succesvol verdedigd proefschrift ongeveer 83.000 euro van de overheid, de zogenaamde 'promotiebonus'. Deze proefschriften tellen bovendien mee als 'output' en komen daarmee zowel de universiteit, de onderzoeksgroep als de promotor ten goede.
Vanaf de jaren tachtig is regelmatig geprobeerd te morrelen aan de arbeidsrechten van promovendi. Ook de aio-positie was omstreden. In 1990 stapte het landelijk overleg van aio's naar de rechter omdat promovendi, onder het mom van een opleiding, onder het minimumloon werden betaald. De aio's betoogden dat van een opleiding weinig sprake was en dat zij vaak slecht werden begeleid. Recent mislukte een vergelijkbaar Gronings experiment met zogenaamde beurspromovendi. Zij werden als 'studenten' gezien, kregen minder betaald dan reguliere promovendi en liepen secundaire arbeidsvoorwaarden mis. Ruim veertig van hen wonnen afgelopen jaar een rechtszaak tegen het Universitair Medisch Centrum Groningen, dat hen met terugwerkende kracht moet compenseren.
Het Promovendi Netwerk was blij met deze overwinning. Het stelt zich op het standpunt dat promoveren werk is. Anneke Kastelein (30), tot december 2023 pnn-voorzitter en betaald promovendus in Leiden, weerspreekt het idee dat promovendi geen of minder salaris zouden mogen krijgen omdat zij een opleiding volgen. 'Als je een opleiding volgt, ben je vooral kennis aan het opnemen. Als promovendus ben je ook kennis aan het opleveren. De onderzoeksgroep heeft daar profijt van, de universiteit heeft daar profijt van, en indirect heeft de samenleving er ook profijt van.' Kastelein erkent dat promoveren een opleidingsaspect heeft. 'Maar we vinden het ook normaal om een arts in opleiding of een basispsycholoog te betalen. Als je begint met werken, moet je altijd nog dingen leren.'
Een oudere generatie denkt hier vaak anders over. Vincent Crone (49) is universitair hoofddocent Mediastudies aan de Universiteit Utrecht en nog maar één stapje op de carrièreladder verwijderd van het professoraat. Hij werkte tot 2007 als tijdelijk docent en onbetaald promovendus aan de Universiteit van Amsterdam. 'Een promotie is een persoonlijk ontwikkeltraject waarmee je je als wetenschapper kwalificeert en gesocialiseerd wordt in een academische gemeenschap. Zeker wanneer je je eigen onderwerp kiest, en niet door de universiteit wordt ingehuurd om bestaand onderzoek uit te voeren, vind ik het logisch dat je daar niet voor betaald wordt.'
Zelf beleefde Crone zijn promotiejaren als een geweldige tijd. 'Ik ervoer een hoge mate van vrijheid. Ik was rond de 28, had een wat vaag liefdesleven, geen kinderen of koophuis, was niet getrouwd, en woonde naast de universiteit. Ik leidde een vrij dorps bestaan en was erg flexibel.' Als eerste-generatiestudent beschouwde hij het als een gunst dat hij les mocht geven aan een universiteit en vond hij het niet meer dan logisch dat hij daarnaast zou promoveren. 'Het was echt een andere tijd. Het was ondenkbaar geweest om als buitenpromovendus met je vuist op tafel te slaan en salaris te eisen.'
Guillem ergert zich aan het rooskleurige beeld dat sommige onderzoekers schetsen van hun promotietijd. 'We zien hier een botsing tussen de oude status quo van de verzorgingsstaat en een nieuwe neoliberale realiteit van economische pressiemechanismen die zoveel gebieden van onze samenleving aan het overnemen is. Deze veranderingen worden niet altijd gevoeld door een oudere generatie. Zij hadden in hun jonge jaren veel vrijheden die wij niet meer hebben.'
Tim de Winkel (37), postdoctoraal onderzoeker aan de Hogeschool Utrecht en activist bij 0.7, sluit zich daarbij aan. 'Er zullen altijd onderzoekers zijn die het heerlijk vinden om in eigen tijd te promoveren, maar uiteindelijk is het niet productief om persoonlijke levensverhalen met elkaar te vergelijken. Het gaat erom dat de ervaringen van een groep jonge onderzoekers en docenten geworteld is in structurele ongelijkheid. Daar moeten we tegen strijden.'
Het ingewikkelde is dat onbetaald promoveren ook kansen kan bieden. Volgens Saramifar vormt het een sluiproute, vooral voor niet-westerse migranten. Hij is er zelf het levende bewijs van: na het verdedigen van zijn proefschrift aan de VU kreeg hij er een vaste baan als universitair docent. Nu begeleidt hij zelf onbetaalde promovendi, veelal met een niet-westerse achtergrond. 'Onbetaald promoveren is een weapon of the weak. Zonder die positie had ik nooit deel kunnen worden van de Nederlandse academische gemeenschap. We houden de deur ermee op een kier voor studenten uit het mondiale Zuiden.'
Onbetaalde promovendi bevinden zich in een complexe en paradoxale positie. Zij zijn bevoorrecht, maar ook achtergesteld. Ze behoren tot een groep hoogopgeleiden met relatief gunstige vooruitzichten, maar verrichten ook gratis arbeid. In de afgelopen decennia zijn zij de onzichtbare steunpilaar gaan vormen van een universiteit waar marktdenken tot nieuwe vormen van ongelijkheid heeft geleid. Dat is geen abstractie, maar een dagelijks geleefde realiteit. Francine Maessen vertelt dat zij borrels aan de universiteit maar liever overslaat. 'Ik zie mezelf al staan, naast allemaal onderzoekers die wél een betaalde promotieplek hebben. Dat werkt allerlei vormen van impostor syndrome natuurlijk enorm in de hand.'
De afgelopen jaren is er iets meer aandacht gekomen voor gratis promoveren. In 2018 bracht het radioprogramma Argos misstanden naar buiten aan de Universiteit Tilburg, waar een hoogleraar goed bleek te verdienen aan onbetaalde promovendi. Ook de NRC dook vorig jaar in dit dossier. In debatten over het onderwerp richt de aandacht zich vaak op de omstreden promotiebonus. Daarbij wordt soms geopperd dat de promotiebonus voor 'buitenpromovendi' maar geheel zou moeten worden afgeschaft. Niemand die ik voor dit verhaal sprak vond dat een goed idee. Het haalt misschien een perverse prikkel weg uit het systeem, maar degenen die in eigen tijd willen promoveren omdat alternatieve routes voor hen niet openstaan, hebben daar weinig aan. Voor hen wordt het vermoedelijk nog lastiger om een hoogleraar te vinden die hen wil begeleiden.
De ervaringen van onbetaalde promovendi leren ons daarmee vooral dat het onderliggende, structurele probleem de neoliberale universiteit zelf is en dat we moeten zoeken naar manieren om de universiteit eerlijker, democratischer, minder bureaucratisch en minder hiërarchisch te maken.
Het recente verleden kan daartoe inspiratie bieden. De klassieke onderzoeksuniversiteit, het gekoesterde geesteskind van Wilhelm von Humboldt, is nog niet helemaal verdwenen. Medewerkers met vaste contracten worden in de regel nog altijd aangenomen voor een combinatie van lesgeven én onderzoek doen, ook al leidt de hoge werkdruk in het onderwijs er vaak toe dat onderzoek als eerste in de verdrukking komt.
De aio was een logische reactie op de vermaatschappelijking van de universiteit, maar bracht uiteindelijk ook schade toe aan het ideaal van de onderzoeksuniversiteit. Promoveren werd een soort leer-werktraject op projectbasis in plaats van een integraal onderdeel van de wetenschappelijke loopbaan. Onder invloed van internationale standaardisering werd de druk op promoveren bovendien opgevoerd: promoveren werd meer en meer een harde voorwaarde voor een wetenschappelijke carrière.
Door doorgeslagen neoliberalisering en daarmee gepaard gaande bezuinigingen kon dit uiteindelijk leiden tot een situatie waarin onbetaald promoveren werd genormaliseerd als een 'investering in jezelf'. Voor universitaire managers, maar ook voor radicaal-rechtse politici die zich bezinnen op nieuwe bezuinigingen in het hoger onderwijs, komt die redenering goed van pas. Je kunt hem eigenlijk loslaten op elke vorm van wetenschappelijk onderzoek, zeker wanneer dat onderzoek geen direct meetbare opbrengst of toepassing heeft. Dat is een race to the bottom die we snel een halt moeten toeroepen.