Kamerbrief Voortgang Erkennen & Waarderen

Op donderdag 30 maart heeft minister Dijkgraaf een brief naar de Tweede Kamer verstuurd over de voortgang van het programma Erkennen & Waarderen. In de brief reageert de minister ook over de
internationale ontwikkelingen op het gebied van Erkennen & Waarderen, de
relatie tussen Erkennen & Waarderen en rankings en de adviesbrief van de AWTI.

In de bijlage treffen jullie de oorspronkelijke brief aan, hieronder volgen de hoofdpunten (met dank aan de collega's van UNL):

1. Voortgang: de minister refereert aan het jaarverslag en noemt onder meer het R&R festival, het e-magazine, RRview, dialoog op (inter)nationaal en instellingsniveau over good practices en aandachtspunten. De minister schrijft: 'Ik ben onder de indruk van de inzet van de regiegroep, het landelijke programmateam, de lokale Erkennen & Waarderen-commissies en de vele anderen die zich met deze cultuurverandering bezighouden. Kijkend naar de voortgang van het programma heb ik goede hoop dat de impact van Erkennen & Waarderen steeds meer merkbaar wordt op de werkvloer, zodat alle wetenschappers de ruimte krijgen om hun eigen talent te ontdekken en ontwikkelen.'
2. Internationale ontwikkelingen en relatie met rankings: de minister erkent dat er zorgen bestaan over de impact van de ontwikkelingen op het gebied van Erkennen & Waarderen op de internationale positie van de Nederlandse wetenschap. Tegelijkertijd wijst hij op de stroomversnelling in de internationale Erkennen & Waarderen-beweging. Nederland is internationaal weliswaar koploper, maar staat zeker niet alleen. In Europa zijn er diverse programma's in gang gezet om een andere manier van beoordeling van wetenschap te ontwikkelen en toe te passen, zoals de Agreement on Reforming Research Assessment, Coalition for Advancing Research Assessment. Verder verwijst de minister naar de UNL-expertgroep universitaire rankings. De expertgroep verwacht niet dat de implementatie van Erkennen & Waarderen een grote invloed zal hebben op de positie van de Nederlandse universiteiten in de veel gebruikte rankings. Ook de AWTI en het Rathenau Instituut wijzen op de beperkingen van rankings.
3. Focus op kwaliteit: de minister schrijft dat het programma Erkennen & Waarderen niet alleen aandacht vraagt voor verschillende vormen van wetenschappelijk talent, maar ook pleit voor een bredere blik als het gaat over de beoordeling van kwaliteit. Uit de adviesbrief van de AWTI maakt de minister op dat bibliometrische indicatoren niet neutraal zijn. Er bestaan grote verschillen tussen wetenschapsgebieden en -disciplines, waardoor bibliometrische indicatoren niet vergelijkbaar zijn tussen deze gebieden en disciplines. Ook geven zij een onvolledig beeld om de verschillende kwaliteiten van individuele wetenschappers te kunnen beoordelen. Om deze redenen steunt de minister de ambitie om minder nadruk te leggen op bibliometrische indicatoren en meer nadruk te leggen op kwaliteit, inhoud, wetenschappelijke integriteit, creativiteit, bijdrage aan de wetenschap en/of maatschappij, en erkenning van het specifieke profiel van een wetenschapper en domein(en) waarbinnen een wetenschapper actief is.

De minister waardeert het dat de partners binnen het programma Erkennen & Waarderen het gesprek opzoeken die kritisch zijn of zorgen hebben over de impact. Hij is hoopvol als het gaat het creëren van een nieuwe cultuur ten aanzien van het erkennen en waarderen van wetenschappers. Tegelijk blijft hij aandacht houden voor de internationale positie van Nederlandse wetenschap. Verder wil hij volgend jaar de Kamer opnieuw informeren over de voortgang, waarbij hij tevens de resultaten van de eerste cultuurbarometer zal delen.